Erfgoedwet
De Erfgoedwet vormt per 1 januari 2024 met de nieuwe Omgevingswet het fundament voor de bescherming van rijksmonumenten.
- roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staan in de Erfgoedwet;
- de aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving staan in de Omgevingswet.
Algemeen verbod ter bescherming van monumenten
Voorheen was de bescherming van rijksmonumenten geregeld via het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Met het inwerking treden van de Omgevingswet per 1 januari 2024 geldt via het daardoor aangestuurde Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) artikel 13.12: “Het is verboden: a. een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument te beschadigen of te vernielen; of b. aan rijksmonumenten, voor zover het monumenten betreft, onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.” De bescherming van gemeentelijke en provinciale monumenten moet via lokale/provinciale regelgeving worden geregeld in omgevingsplannen (en verordeningen).
Vergunningplicht ter bescherming van monumenten
In de Omgevingswet is een vergunningplicht opgenomen voor slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument. Ook het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument is vergunningplichtig, als dit monument wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Artikel 13.11 Bal beschrijft welke ingrepen vergunningvrij zijn. Het omgevingsplan kan vergelijkbare bepalingen bevatten voor gemeentelijke en provinciale monumenten, maar artikelen 2.29 en 2.30 Bbl beschrijven wanneer deze vergunningvrij zijn.
Minder omvangrijke activiteiten aan monumenten zijn dus via genoemde artikelen over het algemeen vrijgesteld van de vergunningplicht. In dat geval blijft het verboden om een beschermd monument te beschadigen of te vernielen: ‘vergunningvrij is dus niet vogelvrij’.
Aanwijzing van monumenten
Er zijn verschillende gebouwde monumenten: Rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. Uitgangspunt is dat een monument slechts op één lijst voorkomt.
Aanwijzing van Rijksmonumenten
De aanwijzing van een rijksmonument is geregeld in de Erfgoedwet. De Minister kan ambtshalve een monument aanwijzen dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische betekenis.
Het Rijk houdt een register bij van de meer dan 63.000 beschermde rijksmonumenten. Via een smartphone of tablet kan op locatie worden bekeken of er sprake is van een rijksmonument. Daarvoor moet Layer op uw telefoon zijn gedownload en de GPS zijn ingesteld. Is de aanwijzingsprocedure van een monument nog niet afgerond, dan heeft het een voorbeschermde status. Het rijksmonumentenregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van de rijksmonumenten. Het nieuwe register bevat geen motivering van de aanwijzing meer. Een ‘redengevende omschrijving’ is vervallen. Het is daarom belangrijk steeds te beschikken over een actuele bouwhistorische verkenning. Andere bronnen, zoals een advies van de erfgoedcommissie, kunnen in de uitvoeringspraktijk ook behulpzaam zijn.
Aanwijzing van provinciale monumenten
De provincies Drenthe en Noord-Holland hebben op grond van hun provinciale verordening gebouwen een beschermde status gegeven. Een provinciale erfgoedverordening vindt zijn grondslag in de Erfgoedwet (artikel 3.17, eerste lid).
Aanwijzing van gemeentelijke monumenten
Tot slot zijn er veel gemeenten die – op basis van een gemeentelijke erfgoedverordening – een bijzonder gebouw op de gemeentelijke monumentenlijst hebben geplaatst. Op grond van de Erfgoedwet (artikel 3.16., eerste lid) kan de gemeenteraad een verordening vaststellen. Het college van B&W kan een gebouw tot gemeentelijk monument aanwijzen en kan bepalen dat voor het slopen of wijzigen van een monument een omgevingsvergunning is vereist. De model-erfgoedverordening is door de VNG geactualiseerd naar de Omgevingswet.
Het omgevingsplan – één plan per gemeente – is overigens het middel om niet alleen voorlopig (tot 1-1-2032) alle bestaande verordeningen te bundelen wat betreft inrichting en gebruik van de fysieke leefomgeving, maar ook om via plankaart en beschrijving de gemeentelijke (en provinciale) monumenten kenbaar te maken. Uiterlijk per 1-1-2032 moeten alle hier bedoelde regels zijn geïntegreerd in het omgevingsplan zie verder op deze pagina).
Beschermde stads- of dorpsgezichten
Aanwijzing (instructie)
Beschermde (stads- of dorps)gezichten zijn gebieden met groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, onderlinge samenhang of wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. Digitaal is een overzicht beschikbaar van alle aangewezen gebieden inclusief toelichting. Meer gedetailleerde gegevens zijn beschikbaar via Nationaal Georegister. De Erfgoedwet bevat geen bepaling over de aanwijzing van beschermde (stads- of dorps)gezichten. Wel kan het Rijk deze gebieden op grond van artikel 2.34 van de Omgevingswet aanwijzen. De gemeente is verplicht het beschermende karakter in een omgevingsplan vast te leggen. Vergunningaanvragen in zo’n aangewezen gebied waarvoor nog geen beschermend omgevingsplan is vastgesteld, moeten worden aangehouden. Het Rijk is voor zover bekend niet van plan nieuwe gebieden aan te wijzen.
Bescherming
De bescherming in zo’n gebied betreft niet alleen de bebouwing, maar bijvoorbeeld ook karakteristieke straatlantaarns, begroeiing en andere landschappelijke aspecten. Wat er gebouwd mag worden, is afhankelijk van de mogelijkheden die het omgevingsplan biedt. De aanwijzing heeft niet tot doel de huidige situatie te bevriezen, maar om schade aan het geheel te voorkomen. Er kunnen in zo’n gebied beschermde monumenten staan, maar niet ieder pand heeft automatisch een beschermde status. De bescherming van het gebied gaat alleen over de stedenbouwkundige structuur en over ruimtelijke of landschappelijke kwaliteit. Bij een beschermd monument worden het pand en het authentieke bouwmateriaal beschermd.
Voor onderhoud van Rijksmonumenten in zo’n gebied is een omgevingsvergunning voor de rijksmonumentenactiviteit vereist, tenzij de activiteit vergunningvrij is (‘gewoon onderhoud’ zonder wijziging van kleur, materiaal, profilering, etc.).
De gemeente bepaalt in het omgevingsplan of voor de omgevingsplanactiviteit (ruimtelijk en wat betreft gemeentelijke en provinciale monumenten) een vergunning nodig is of niet, of eventueel een melding.
De vergunningplicht voor de bouwactiviteit is landelijk bepaald en is niet afhankelijk van de status als monument of beschermd (stads- of dorps)gezicht.
Zie voor meer informatie dit informatieblad van de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Gemeentelijke of provinciale beschermde gebieden
Gemeenten en provincies kunnen ook beschermde (stads- en dorps)gezichten aanwijzen. Dan moet daarvoor wel een basis zijn gelegd in een erfgoedverordening. De Erfgoedwet biedt in artikel 3.16 de mogelijkheid om een dergelijke verordening vast te stellen, die ook van toepassing kan zijn op gemeentelijke en provinciale beschermde stads- en dorpsgezichten. Ook hiervoor moet een omgevingsplan materiële bepalingen bevatten ter bescherming.
Voor gemeenten voorziet de model-verordening van de VNG hierin, die is aangepast op de Omgevingswet. Provincies kunnen hun verordening overeenkomstig aanpassen.